woensdag 14 juli 2010

De murd van Piet de Haan

Een mooi voorbeeld van een familieverhaal dat de moeite waard is om vast te leggen door de Familie-archivaris is het volgende van Sneuper redactielid Piet de Haan.

De murd, buiten de Friese grenzen bunzing genoemd (volgens het Wurdboek Fryske Taal: marter, bunzing, Putorius putorius), is een uiterst schrander, eigenzinnig beestje dat altijd bedacht op onraad zich ook veel op boerenerven ophoudt. Om niet in elkaars vaarwater te komen scheiden de murden een onaangename geur af waarmee ze hun territorium markeren.

Zo’n kleine slimmerd betrad ooit in een vlaag van argeloosheid het boerenerf van oom Piet. Oom Piet had zijn gebied waarschijnlijk niet goed afgebakend en dus ontbrandde de strijd om het territorium. De slag duurde niet lang en al gauw stond de verliezer gevuld met zaagsel en met glazen oogjes venijnig starend als trofee te prijken op het bureau. Voor alle duidelijkheid; de verliezer was de murd.

Zo nu en dan ging mem een dag naar Oom Piet en tante Jellie. Op de namiddag werd ze dan door heit weer opgehaald. Ik mocht dan vaak mee. Kwamen we in de kamer bij tante Jellie dan stond hij daar altijd krijgshaftig te wachten, de murd. Met twee grote krammen vastgespijkerd op een boomstronkje, klaar voor de sprong die hij nooit meer zou kunnen maken, staarde hij ons dan met z’n glazen oogjes aan. Het bekje met de kleine scherpe tandjes opengesperd om in mijn verbeelding een hap te doen uit mijn kleine vingertjes. Het is hem nooit gelukt en de jaren gingen verder.

In 1977 trouwde ik en oom Piet en tante Jellie kwamen glunderend met een grote doos op de bruiloft. En daar was hij weer, loerend over de rand van de doos, de murd. Hij werd een stukje van onze inrichting en staat vastgespijkerd op zijn boomstronkje ook bij ons als trofee op het bureau.

In de afgelopen jaren lukte het hem slechts éénmaal om een pootje los te maken. Vervaarlijk schommelde hij dan op zijn plankje maar zijn pogingen om los te komen slaagden niet. Een nieuwe kram, dat was het resultaat. Dit jaar verhuisden we en hij ging mee, mijn vriend de murd. En nu in 2010 bij het schrijven van deze herinneringen, vijftig jaar na onze eerste ontmoeting, staat hij voor me op zijn plankje boven op het bureau en kijkt mij ook nu weer venijnig met zijn glazen oogjes aan, de murd.

Geen opmerkingen: