zondag 22 juni 2008

Overstromingen in Friesland door de eeuwen heen

Friesland is van oudsher al een gebied waarin door de bewoners met de getijden rekening werd gehouden. Men woonde dan ook bij voorkeur op een verhoging in het landschap, de terp. Inmiddels zijn vele om hun vruchtbare grond afgegraven, waarbij ook mooie vondsten zijn gedaan.
Plinius, een Romeinse geschiedschrijver schreef al over de Friese terpen rond 50 na Chr. Toch zijn ook deze regelmatig overstroomd.

Ouderen onder ons zullen zich de watersnoodramp van 1953 in Zeeland nog herinneren. En recent de (kleine) overstroming op 1 november (Allerheiligendag!) 2006 waarbij een kudde paarden in Marrum geïsoleerd werd en op heroïsche wijze werd bevrijd. Zelfs CNN stuurde een filmploeg. Als nu de dijken in Friesland zouden doorbreken zou de halve provincie onder water staan.

De meest recente echt zware overstroming van Friesland dateert van 1825. Het begon al met een zeer natte herfst in 1824 en een hoge stand van de Zuiderzee. Begin februari 1825 teisterde een noordwesterstorm de lage landen en braken op vele plaatsen de dijken door. Van Sneek tot Meppel stond de boel onder water. Het eiland Schokland werd geheel overspoelt. Doeke Wijgers Hellema doet er in zijn Kroniek van een Friese boer uitgebreid verslag van. Direct gevolg van de overstromingen was ook dat in 1825-1827 allerlei ziektes uitbraken, waaronder malaria en cholera. Ook jonge mensen stierven massaal. Als gevolg van de ondraaglijke stank en gebrek aan hygiëne werd ook het begraven in de kerk voortaan verboden.

Wat verder terug in de tijd komen we bij de Kerstvloed van 1717. Ook toen verdwenen grote delen van Noord-Nederland onder water. De inmiddels bekende graaf Clancarty werd van zijn overspoelde eiland Rottumeroog verdreven.

In december 1703 werd de kust van Noord-Friesland getroffen door een stormvloed die met name in Engeland en Wales had huisgehouden.

In 1686 waren in Friesland diverse dijkdoorbraken, wielen genoemd. Reinder Tolsma schreef er in Sneuper nr.6 een artikel over.

Van de Allerheiligenvloed van 1/12 november 1570 zijn nog diverse zaken ter gedachtenis achtergebleven, zoals de aantekeningen die in Tresoar bewaard zijn over het aantal slachtoffers in Dokkum en Workum. In de grietenij Metslawier verdronken alleen al 1801 mensen. Een gedenksteen aan de buitenmuur van de Hervormde kerk te Metslawier bewaart er nog de herinnering aan: ‘Anno 1570 op aldarheilige dach savens is het Water hier in der kercke hoech West 1 Voet en de sijn fardroncken indese gritenije 1801 mensken’. In Ee kwamen toen overigens 130 mensen om en in Anjum 536 mensen. Ezumazijl werd zelfs geheel overstroomd.

Een grote overstroming die eigenlijk heel het gebied van de lage landen trof was de Elizabethsvloed in 1421.

De Marcellusvloed in 1362 en 1219 teisterde de vesting Ezonstad bij Anjum. Niet veel later werd het plaatsje definitief ontmanteld.

In 1703 publiceerde Tobias Gutberleth de door de Friese geschiedschrijver Simon Abbes Gabbema beschreven Nederlandse Watervloeden, met name tussen 860 en 1703.

1 opmerking:

allema zei

waarom staat de grootste stormvloedramp er niet bij? uit 1287 heeft die van lauwersoog tot stavoren huisgehouden met 30.000 doden als gevolg.
het is de 5 na grootste watervloedramp ter wereld